Welkom! op PensioenGenieten.nl, pensioen in helder Nederlands!

Uitleg: Rekenrente



Op deze pagina lees je wat rekenrente is. Daarover is de laatste tijd veel te doen. Dat komt omdat hij zo laag is.


Rente

Stel je voor: het is vandaag 1 januari 2022. Je televisie vertoont af en toe kuren en de reparateur heeft gezegd dat hij nog precies 1 jaar meegaat. Je weet dus, dat je over precies 1 jaar een nieuwe televisie moet kopen. Je weet nu al, dat de gewenste nieuwe televisie op dat moment € 1.000 gaat kosten. Je hebt het geld er al voor, maar je hoeft het pas over een jaar te gebruiken. Dus wat doe je? Je zet het een jaar op de bank.

Stel je voor dat de werkelijke rente 10% rente per jaar is (was het maar waar).

Dan heb je op 1 januari 2023  inclusief rente € 1.100. En dat is meer dan je nodig hebt voor die televisie van € 1.000. Je hebt dus teveel geld op de bank gezet. Van het geld dat je teveel op de bank hebt gezet, had je ook iets leuks kunnen doen.

Je kunt het ook anders doen. Omdat je 10% rente krijgt, hoef je minder dan € 1.000 op de bank te zetten voor je televisie. Namelijk € 1.000 x 1/1,10 = € 909,10. Die is na 1 jaar en 10% rente aangegroeid tot € 1.000.

Rekenrente

Zo werkt het ook met de premie voor je middelloon– of eindloonpensioen. Je pensioenuitvoerder weet dat jij pas op je datum van je pensioenrichtleeftijd met pensioen gaat. En hij weet wanneer die datum in de toekomst is. Pas op jouw pensioenrichtleeftijd heeft hij het geld nodig. Hij weet bij een middelloon- of eindloonregeling ook hoeveel geld hij vanaf dat moment in kas moet hebben om elke maand je pensioen aan je uit te keren. Tot in de verre toekomst. In de periode dat je je pensioen opbouwt kan hij de premie die jij elk jaar inlegt, beleggen en daarmee een bepaald rendement halen. In de periode dat je met pensioen bent en je pensioenuitkering ontvangt, kan hij het pensioengeld beleggen dat hij nog niet aan je heeft uitgekeerd. Vanwege dat rendement heeft je pensioenuitvoerder dus minder inleg van je nodig dan wanneer hij het geld alleen maar in een oude sok zou stoppen en niet zou beleggen.

Hoeveel rendement hij precies gaat maken, weet hij nog niet. Dan zou hij een glazen bol moeten hebben. Niemand kan in de toekomst kijken. Daarom doet de pensioenuitvoerder een schatting of aanname voor de hoogte van de rente. Bij het vaststellen van de tarieven gaat de pensioenuitvoerder er van uit, dat hij een bepaald rendement zal maken. Dat rendement heet de ‘rekenrente’. Die stelt de pensioenuitvoerder vaak vast tussen de 2% en 3%. De pensioenuitvoerder rekent het verwachte rendement dus in je premie in. De premies die je hebt betaald en het rendement telt de pensioenuitvoerder bij elkaar op. Deze pot met geld moet uiteindelijk precies genoeg zijn om jouw pensioen uit te kunnen keren vanaf de datum waarop je met pensioen gaat.
De pensioenuitvoerder belegt je betaalde premies met zo min mogelijk risico. Want in de Pensioenwet staat, dat pensioenfondsen een uitkeringszekerheid moeten hebben van 97,5%. Voor verzekeraars is dat zelfs 99,5%.

Rekenrente, Marktrente, Overrente

Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot in de jaren negentig van de vorige eeuw was de rekenrente van de meeste pensioenuitvoerders 4%. De marktrente was altijd hoger dan 4%. Want 7% tot 10% rendement was toen vrij normaal, dus 4% werd altijd wel gehaald en was een veilige aanname.

De marktrente is het rendement (de rente) dat de pensioenuitvoerder in de praktijk op de kapitaalmarkt ‘maakt’.

Wat gebeurt er als de pensioenuitvoerder in de praktijk meer rendement maakt dan de rekenrente in zijn tarieven? Bijvoorbeeld 5% marktrente bij 4% rekenrente? Dan maakte de pensioenuitvoerder ‘overrente‘. Die werd vaak uitgekeerd aan de werkgever als winst. De werkgever kon die winst gebruiken voor toeslagen (indexaties) op opgebouwde en ingegane pensioenen van zijn werknemers. Een toeslag of indexatie is een stukje extra pensioen. Het gebruiken van winst voor toeslagen op pensioen kwam heel vaak voor. Op die manier werd inflatie van pensioen (voor een deel) tegengegaan.

Erg lage marktrente

Maar de laatste jaren was de marktrente erg laag. De marktrente lag in 2022 ergens tussen de 0% en 2%. Het is zelfs even negatief geweest. Van overrente was heel lang geen sprake. Want de rekenrente zit bij pensioenverzekeraars meestal op zo’n 2,5%. De marktrente was veel lager. Er was dus ook geen sprake meer van toeslagen op pensioen.

De pensioenverzekeraar heeft dan een probleem: In zijn tarieven voor de premie garandeert hij bijvoorbeeld 2,5% rekenrente, terwijl hij in de praktijk maar 1% rendement maakt.

Vroeger kwam dit verschil voor rekening van de pensioenverzekeraar. Die moest maar uitzoeken hoe hij het verschil betaalde. Tegenwoordig komt het verschil bij nieuwe pensioenregelingen of pensioenregelingen die een nieuwe contractstermijn ingaan, voor rekening van de werkgever. Maar voor de bestaande, oudere pensioenregelingen is het verschil nog steeds voor rekening van de pensioenverzekeraar.

Ook de deelnemers aan Middelloonregelingen hebben een probleem: omdat er geen overrente is, kan hun pensioen niet meer worden geïndexeerd uit winst van de verzekeraar. Indexaties zouden dan uit eigen middelen van de werkgever moeten komen. Maar de werkgevers hebben er vaak ook geen geld voor. Dus blijven de pensioenen gelijk, terwijl de prijzen stijgen. De deelnemers lopen dus inflatierisico. De werknemers die nu pensioen opbouwen, lopen inflatierisico dat hun opgebouwde pensioen gelijk blijft, terwijl de prijzen stijgen. Hun opgebouwde pensioen wordt dus minder waard. En de pensioengerechtigden lopen inflatierisico dat hun ingegane pensioen niet meer stijgt, maar de prijzen wel. Hun ingegane pensioen wordt dus minder waard.

Deelnemers aan pensioenfondsen hebben een extra probleem: de rekenrente voor pensioenfondsen wordt wettelijk vastgesteld door de overheid en De Nederlandsche Bank (DNB). Dat gebeurt nu nog aan de hand van de zogenoemde risicovrije rente. Officieel ‘UFR’ geheten (Ultimate Forward Rate). Dat systeem is voor pensioenfondsen ingevoerd begin oktober 2013. Die rente is steeds verder gedaald. De lage rentemaatstaf die gebruikt moet worden, zorgt ervoor dat op papier de financiële positie van pensioenfondsen verslechtert. Op papier, want in de praktijk wordt er zo’n 7% rendement op beleggingen gemaakt. Maar dat mogen de pensioenfondsen niet gebruiken. Zij moeten verplicht uitgaan van de UFR.

Lage rentes leiden tot hoge pensioenverplichtingen en hogere pensioenpremies.

Protesten in de media en de politiek

Veel pensioengerechtigden klaagden dat hun pensioen de laatste tijd niet meer werd geïndexeerd. Hun pensioen bleef gelijk terwijl de prijzen stijgen. Hun koopkracht raakte achter bij de stijgende prijzen.

Wat hoor je vaak in de media? Dat zijn vier dingen:

  1. “Pensioenfondsen hebben geld zat. Ze hebben nog nooit zoveel geld in kas gehad.”
    Dat is zo. Medio 2022 is het Nederlandse pensioenvermogen 1.450 miljard (!) euro. Maar in feite was dat tot voor kort maar net genoeg om de pensioenverplichtingen na te komen. Die verplichtingen zijn jouw toekomstige pensioenuitkeringen. De pensioenfondsen weten hoeveel ze jou in de toekomst moet uitkeren. Zij weten ook hoeveel ze daarvoor nu in kas zouden moeten hebben. En dat was vaak maar net genoeg. En soms zelfs tekort. Als je tenminste uit moet gaan van de UFR-maatstaf. Sommige pensioenfondsen hadden op papier een ‘onderdekking’. Dat betekent dat ze in feite te kort geld hadden om aan hun toekomstige verplichtingen (jouw pensioen-uitkeringen) te kunnen voldoen.
    Voorbeeld: Als je nu € 909,10 op de bank moet hebben voor de aankoop over een jaar van een nieuwe televisie van € 1.000, terwijl je in feite maar € 875 op de bank hebt, heb je misschien ‘geld zat’, maar het is wel tekort voor die toekomstige televisie. Je kunt je gewenste televisie helaas nog niet kopen over een jaar, maar op een later moment wanneer je rente hebt gekregen over de uitstelperiode. Of je moet over een jaar genoegen nemen met een mindere televisie. Of je moet uit een ander potje geld bijleggen. Bijvoorbeeld een potje voor andere toekomstige uitgaven, zoals vervanging van je wasmachine. Die vervanging gaat dan (nog) niet door.
    Inmiddels is de situatie veranderd. De marktrente is sterk gestegen. Tegenover het pensioenvermogen van 1.450 miljard euro staan de verplichtingen van (slechts) zo’n 1.150 miljard.
  2. “Pensioenfondsen maken een prima rendement op beleggingen.”
    Ook waar. Gemiddeld maken ze zo’n 8% rendement op beleggingen. Het ene pensioenfonds wat meer, het andere wat minder. Maar dit zijn wel rendementen over oudere beleggingen. Op geld dat ze nieuw moeten beleggen, maken ze al minder rendement. En wat gebeurt er als de rente gaat stijgen, zoals nu het geval is door de oorlog in Oekraïne? Dan zakt het rendement op beleggingen. Aannames uit het verleden bieden hier absoluut wel garanties voor de toekomst. En als het rendement op beleggingen zakt, hebben de fondsen helemaal een probleem.
    Voorbeeld: Stel een pensioenfonds heeft 1 miljard euro als beleggingen. De waarde van alle toekomstige pensioenuitkeringen op basis van de wettelijke rekenrente is ook 1 miljard. Het pensioenfonds kan alle toekomstige pensioenuitkeringen betalen. Stel nu dat het pensioenfonds gaat rekenen met een hogere rekenrente, omdat ze denken dat ze zich dat kunnen veroorloven vanwege een goed rendement op beleggingen. Vanwege de aanname van een hogere rekenrente daalt op papier de waarde van de toekomstige pensioenverplichtingen, naar laten we zeggen 950 miljoen. Dan heeft het pensioenfonds op papier ineens 50 miljoen meer in kas dan ze aan verplichtingen heeft. Stel dat het pensioenfonds besluit om de pensioenen te indexeren, ter waarde van die 50 miljoen. Als achteraf (na een aantal jaren) blijkt dat het pensioenfonds niet in staat is geweest om echt het verwachte rendement op beleggingen te halen, dan heeft het pensioenfonds tekort geld voor de toekomstige verplichtingen. En moet het pensioenfonds de pensioenen weer verlagen. De deelnemers die dan van hun pensioen gaan genieten, krijgen een lagere uitkering. De deelnemers die inmiddels al zijn overleden en hebben mogen genieten van een hoger pensioen, hebben daar geen last meer van. Dit heet ‘herverdelen van pensioen over generaties.’
  3. “Verhoog de rekenrente maar”.
    Dat zou best kunnen, want de UFR is echt te laag, maar voorzichtigheid is hier geboden. We nemen weer even het voorbeeld van jouw televisie. Stel je voor: we verhogen de rekenrente denkbeeldig naar 15%. Je gaat er dan in je berekening van uit, dat je 15% rente zult krijgen. Dan heb je (in je berekening) voor je televisie van € 1.000 euro over een jaar geen € 909,10 nodig, maar € 1.000 x 1/1,15 = € 869,57. Maar de werkelijke marktrente is geen 15%, maar 10%. Dus na dat jaar kom je geld tekort. Namelijk € 869,57 – € 909,10 = € 39,53 tekort. Ook hier geldt: Je kunt je gewenste televisie helaas nog niet kopen over een jaar, maar op een later moment wanneer je rente hebt gekregen over de uitstelperiode. Of je moet over een jaar genoegen nemen met een mindere televisie. Of je moet uit een ander potje geld bijleggen.
    Econoom Mathijs Bouman schreef over het verhogen van de rekenrente: “ze willen de thermometer bijstellen, zodat het zomers koeler lijkt”. Als inderdaad de pensioenen van de pensioengerechtigden geïndexeerd zouden worden, of de rekenrente denkbeeldig omhoog, dan treffen de jongeren van nu later misschien een lege pensioenpot aan
  4. Niet leuk om te horen voor gepensioneerden die willen dat hun pensioen eindelijk geïndexeerd wordt: een tegengeluid in de media, van mensen die nog niet met pensioen zijn en nog pensioen opbouwen: (citaat:) “Typisch de babyboomers. Altijd maar klagen dat het minder wordt. Maar nooit voor henzelf. Hun hele leven hebben ze geprofiteerd van goede regelingen, zoals hypotheekaftrek, Premie-A woningen, ruime WW, ruime WAO, subsidies, vervroegd pensioen, VUT, verkort werken, premievrije pensioenen en eindloonregelingen. Ook in het nieuwe pensioenakkoord mogen ze weer eerder stoppen met werken, maar klagen dat ze vanaf die eerdere stopdatum geen pensioen meer opbouwen. Verwende klagers!”  (einde citaat).
    Tja, hieraan is wel te zien dat de discussie over pensioen de Nederlanders behoorlijk verdeelt.

Naschriften:

  • De politieke partij 50PLUS kan zich hier niet in vinden. Zij vinden dit te kort door de bocht en dat de rekenrente wel omhoog kan, tijdelijk, zolang de ECB de rente zo laag houdt.
  • Augustus 2019: Stichting PensioenBehoud, seniorenvereniging KBO-Brabant en Vereniging van Gepensioneerden Pensioenfonds PGB (VVG-PGB) beginnen een bodemprocedure tegen de Nederlandse staat. Zij willen dat een einde wordt gemaakt aan de extreem lage rekenrente waarmee pensioenfondsen rekenen. Die is in hun ogen onwettig en in strijd met een Europese richtlijn. Zie de pagina “Extreem lage rekenrente pensioenen onwettig?
  • In de WTP wordt gewerkt met een projectierendement. Zie de pagina Uitwerking Pensioenakkoord, punt 6 onder het kopje “Het nieuwe stelsel’.

Door naar
‘Start: Wat is pensioen?’

Terug naar
huis (‘Home’)