Op deze pagina lees je de geschiedenis van het pensioenakkoord dat begin juni 2019 is gesloten door kabinet, werkgevers en werknemers.
Wil je meteen weten wat de huidige stand van zaken is? Ga dan direct naar de pagina ‘WTP Wet toekomst pensioenen’.
Download hier het pensioenakkoord 2019
In juni 2019 hebben kabinet, werkgevers en werknemers afspraken over pensioen gemaakt:
- Tot voor kort steeg de AOW-leeftijd in stappen naar 67 jaar in 2021, en vanaf 2022 mee met de levensverwachting. Als we gemiddeld een jaar ouder worden, moesten we een jaar langer doorwerken.
In het Pensioenakkoord 2019 werd de AOW-leeftijd in 2020 en 2021 bevroren op 66 jaar en vier maanden. Vervolgens stijgt de AOW-leeftijd:
– naar 66 jaar en zeven maanden in 2022
– naar 66 jaar en tien maanden in 2023 en
– naar 67 jaar in 2024.
– vanaf 2025 wordt de AOW-uitkering gekoppeld aan de levensverwachting. Als we gemiddeld een jaar ouder worden, moeten we acht maanden langer doorwerken. De AOW-leeftijd in 2025 blijft 67 jaar.
– naar 67 jaar en 3 maanden in 2028, 2029 en 2030.
Dit werd neergelegd in een wetsvoorstel. De Eerste Kamer ging akkoord met het wetsvoorstel.
Overigens blijft de fiscale pensioenleeftijd van het werkgeverspensioen ook in het Pensioenakkoord gewoon 68 jaar. - Voor mensen met een zwaar beroep zou er een oplossing komen om eerder te kunnen stoppen met werken. Nu krijgen werkgevers nog een boete – officieel een fiscale heffing – van de Belastingdienst bij eerdere pensionering. Deze verdwijnt voor het deel van het inkomen tot € 19.000 bruto per jaar. Werkgevers mogen deze groep tot drie jaar kosteloos met prepensioen laten gaan. In cao’s kunnen andere afspraken worden gemaakt. Zie ook de paragraaf ‘Toelichting bij Zware beroepen’ onderaan deze pagina, of de afzonderlijke pagina Uitleg: Zware beroepen.
- Voor zzp’ers zou er een (niet-verplichte) regeling komen die het aantrekkelijk moet maken om voor een pensioen te sparen. Een arbeidsongeschiktheidsverzekering zou wel verplicht worden.
Het kabinet vroeg sociale partners om in overleg met zelfstandigenorganisaties voor de zomer van 2020 met een concreet voorstel te komen voor deze verzekering. Er werd ook gekeken naar mogelijkheid voor uitzonderingen, bijvoorbeeld als er al beter passende arrangementen bestaan, zoals bijvoorbeeld in de agrarische sector. - Er werd eerst een voorlopig pensioenakkoord gesloten op hoofdlijnen. Het voorlopige akkoord werd neergelegd in een SER-advies. De vakbond FNV wilde dat eerst haar 1 miljoen leden er nog mee instemmen. De leden hebben met 75% vóór gestemd. Daarmee werd het akkoord definitief.
Daarmee zijn we er nog niet. Want:
- De hoofdlijnen moesten verder worden uitgewerkt door kabinet, werkgevers en werknemers. Hiervoor werd een ‘stuurgroep’ opgericht. Alle partijen wilden hierin een flinke eigen vertegenwoordiging.
- De uitwerking zou worden bekeken aan de hand van de inzichten in pensioen op dat moment.
- Het moest in wetten worden gegoten. Waarmee de politiek (Tweede kamer, Eerste kamer) nog akkoord moesten gaan. Zo moest de Pensioenwet worden aangepast, en wordt er gewerkt aan de Wet Toekomst Pensioenen (‘WTP’).
- Als eerste moest via een wetswijziging de AOW-leeftijd voor de jaren 2020 en 2021 worden bevroren op 66 jaar en 4 maanden, om te voorkomen dat deze automatisch verder stijgt. En daarna de wijziging van de koppeling met de levensverwachting. Dat is inmiddels gebeurd.
- Afspraken over zware beroepen konden worden gemaakt tussen werkgevers en werknemers en moesten daarna in CAO’s worden opgenomen.
Update: zie ook Uitwerking Pensioenakkoord 2020
meest recente update: 25-5-2022
- Aanpassing AOW-leeftijd: op 20 juni 2019 is de Tweede Kamer akkoord gegaan en op 2 juli 2019 de Eerste Kamer. Daarmee was dit wetsvoorstel er door. Tijdens het debat in de Eerste Kamer zegde minister Koolmees toe met een ‘roadmap’ te komen. Daarin zou hij uiteen zetten welke maatregelen nog zullen volgen binnen het pensioenakkoord en hoe deze zich verhouden tot het wetsvoorstel over de AOW-leeftijd. Die roadmap is op 7 oktober 2019 aan de Tweede Kamer gestuurd.
- Op 27 juni 2019 heeft de minister de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitwerking van het opnemen ineens van 10% van het opgebouwde pensioen.
- Op 9 juli 2019 was er een eerste overleg tussen kabinet en sociale partners over hoe ze te werk zouden gaan. Er werd een organisatie opgetuigd voor het uitwerken van dit grote en moeilijke project, waar ook nog tijdsdruk op zit. De organisatie had vier lagen en ziet er zo uit:
- De feitelijke uitwerking vond plaats in diverse ‘Werkverbanden’. Dit zijn technische werkgroepen met deskundigen. De Werkverbanden kwamen per onderdeel met concrete voorstellen. Er was bijvoorbeeld een werkverband dat zich bezig hield met het nieuwe contract. En een ander werkverband dat zich bezig hield met de overgang daar naar toe. Daarnaast kwamen er klankbordgroepen voor het afstemmen met vertegenwoordigers van ouderen- en jongerenorganisaties en wetenschappers uit diverse ’takken van sport’.
- Een ‘Voorbereidingsgroep’ leverde een gedragen advies aan de stuurgroep over de opgeleverde voorstellen van de technische werkgroepen.
- Een ‘Stuurgroep’ nam besluiten over het pensioencontract en de overgang van de afschaffing van de doorsneesystematiek. De stuurgroep keek ook naar het totale proces rondom het pensioenakkoord.
- Het hoogste orgaan is het ‘Bestuurlijk overleg’, met daarin de minister en de bestuurlijke top van werkgevers en werknemersorganisaties. Het Bestuurlijk overleg keek toe op de uitwerking van het hele pensioenakkoord. Mocht de stuurgroep er niet in slagen overeenstemming te bereiken, zou de discussie over het betreffende onderwerp terecht komen bij het Bestuurlijk overleg.
De Stuurgroep startte in september 2019. Ze wilde de werkzaamheden rond het aanvullend pensioen in het voorjaar van 2020 afronden. In een brief van 3 december 2019 aan de Eerste Kamer schreef Koolmees dat hij voor de zomer van 2020 de Eerste Kamer zou informeren over de uitwerking van het pensioenakkoord in een hoofdlijnennotitie.
De totale uitwerking zou naar verwachting twee jaar gaan duren. Daarna moesten alle besluiten nog in werking worden gesteld. Vanwege de moeilijke onderwerpen die nog moesten worden uitgewerkt, was het overigens niet heel waarschijnlijk dat in 2022 alles helemaal klaar voor gebruik zou zijn. Er was vooral gedoe over formaliteiten en procedures. Omdat er zoveel mensen meepraten, die ook nog allemaal hun eigen belangen hadden, en vanwege de corona-crisis, was er niet veel vooruitgang.
Samenstelling van de stuurgroep:
- Werkgeversorganisaties: VNO-NCW, MKB-NL en LTO.
- Werknemersorganisaties: FNV, CNV en VCP.
- Kabinet: vertegenwoordigers van SZW (Sociale zaken) en Financiën.
Daarnaast werd de stuurgroep ondersteund door vijf adviseurs namens de pensioenuitvoerders (de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars), toezichthouders (DNB en AFM) en het Centraal Planbureau.
- Op 12 augustus 2019 verschenen er berichten in de media over ‘Minder pensioen door verlaging AOW-leeftijd’. Het pensioenakkoord zou ‘minder voordelig zijn dan gedacht voor oudere werkenden die eerder willen stoppen met werken.’ Hoe zat dat?
Werkende zestigers krijgen onverwacht tot wel acht maanden eerder AOW. Dat is fijn. Maar als op hetzelfde acht maanden eerdere moment ook hun werknemerspensioen moet ingaan, betekent dat drie dingen:
– Je bouwt acht maanden minder lang pensioen op dan eerst gedacht.
– Bij beleggingspensioen loop je acht maanden rendement mis op je beleggingenpot.
– Omdat de uitkeringen eerder ingaan, moet er dus ook langer worden uitgekeerd.
Omdat dit bericht voor zestigers vrij kort voor hun pensioendatum kwam, konden zij hier niet meer op inspelen met eigen privémaatregelen.
Dit effect van een iets lager pensioen leek uit de lucht te komen vallen, maar hier was vooraf bewust over nagedacht. Want aan de ene kant kost het inderdaad geld. Maar aan de andere kant kan je acht maanden eerder genieten van je pensioen en krijg je ook acht maanden eerder en dus langer AOW uitgekeerd. - Op 25 augustus 2019 meldde Dijsselbloem in een televisie-interview: “In het nieuwe pensioenstelsel zullen kortingen een veel vaker voorkomend verschijnsel zijn. Het meest cynische is nog dat in het nieuwe pensioenakkoord wordt gezegd: ‘in de toekomst gaan we vaker korten. Als het goed gaat, gaan we sneller omhoog. Gaat het slecht dan gaan we vaker en sneller korten.’ Op dit moment is er enorm verzet tegen het principe dat er gekort kan worden bij de fondsen. Maar die fondsen zijn geen verzekering. Er kan gekort worden. Dat wordt nu niet geaccepteerd door grote groepen, ook niet in de politiek.”
Dijsselbloem vond dat het verzet strijdig is met het pensioenakkoord. “Niemand zit te wachten op een nare boodschap. Mijn punt is: je kunt niet in het pensioenakkoord zeggen dat je er in de toekomst rekening mee moet houden dat er vaker gekort wordt, terwijl je vandaag niet wil accepteren dat er gekort kan worden.” - Op 5 september 2019 zei het CNV dat wie 45 jaar of langer heeft gewerkt, weer het recht moet krijgen om op 65-jarige leeftijd te stoppen met werken. Het CNV vindt dat dit voorstel prioriteit moet krijgen bij de uitwerking van het pensioenakkoord. In hun voorstel blijft de AOW verder zoals deze nu is. Het CNV denkt dat er vooral mensen voor in aanmerking komen die jong zijn begonnen met werken, in zwaardere beroepen. Zoals bouwvakkers of thuiszorgmedewerkers.
- Op 12 september 2019 kwam de stuurgroep voor het eerst bij elkaar voor het uitwerken van het Pensioenakkoord.
- Op 22 september 2019 gaf de Stuurgroep aan, dat ze zich nog even niet gaat mengen in de discussie over de rekenrente. Er kwam voorlopig geen nieuw advies over de rekenrente. De vakbonden wilden dat wel.
In het pensioenakkoord is afgesproken om vast te houden aan het huidige systeem van de rekenrente. Maar vlak na het akkoord namen de vakbonden daar alweer afstand van. Dat was omdat Dijsselbloem als voorzitter van een belangrijke commissie over de pensioenen een advies naar buiten bracht (ongelukkige timing) om de rekenregels voor de fondsen strenger te maken. Hierdoor zijn verlagingen van de pensioenen in de komende jaren weer waarschijnlijker geworden. De hoop was juist om deze verlagingen met het pensioenakkoord te voorkomen. - Op 24 september 2019 deed Acture, de private uitvoerder van de Ziektewet voor de Nederlandse flexbranche, een voorstel voor zzp-ers. Het betreft punt 3 uit het Pensioenakkoord: de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering. “Verhoog de zelfstandigenaftrek voor zzp-ers die wel een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben. Zo verleid je de zzp-ers via de Belastingdienst om zo’n verzekering af te sluiten. In plaats van ze er toe te dwingen.”
- Op 7 oktober 2019 stuurde minister Koolmees een brief met planning (roadmap) naar de Tweede Kamer. In de brief schreef hij, dat de uitwerking van het pensioenakkoord in een hoofdlijnennotitie vóór de zomer van 2020 naar de Tweede Kamer zou gaan.
In de tussentijd werden ook al zaken onderzocht en in gang gezet. Daaronder de mogelijkheid om op de ingangsdatum van het pensioen maximaal tien procent van de waarde van het opgebouwde pensioen op te nemen als een bedrag ineens.
Op 18 november 2019 begon de internetconsultatie over dit onderwerp. ‘Internetconsultatie’ is een website van de overheid waar mensen, bedrijven en instellingen informatie krijgen over wetgeving die in voorbereiding is. Zij kunnen daar suggesties doen om de kwaliteit en uitvoerbaarheid van deze voorstellen te verbeteren. Op 9 december 2019 eindigde de consultatie.
De minister wilde een gecombineerd wetsontwerp insturen (onder andere ook voor fiscale wetten voor de drempelvrijstelling bij de RVU-heffing en de verruiming van de fiscale ruimte voor verlofsparen). Hij wil het gecombineerde wetsontwerp begin 2021 indienen bij de Tweede Kamer, nog vóór de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Anders zou de uitslag van de verkiezingen tot nieuwe onzekerheid kunnen leiden over de toekomst van het pensioenstelsel. Hij wilde graag dat het nieuwe pensioenstelsel in werking zou treden per 1 januari 2022. - Eind 2019 stuurde de minister een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer.
- Half februari 2020 was er een topoverleg tussen kabinet, werkgevers en vakbonden. Het ging over de hoogte van de rekenrente in een nieuw pensioenstelsel. De stuurgroep die het pensioenakkoord uitwerkte, gaf opdracht een variant van het nieuwe stelsel te verkennen, zonder rekenrente. De prijs daarvoor is een minder zeker pensioen. Een woordvoerder van de minister bevestigt dit: in één van de denkrichtingen spelen pensioenaanspraken en rekenrente inderdaad geen rol.
- Mei 2020: Voor eind mei 2020 wilden werkgevers, werknemers en het kabinet het op hoofdlijnen eens zijn over de uitwerking van het pensioenakkoord. De verwachting was, dat de minister half juni een hoofdlijnenbrief zou sturen naar de Tweede Kamer.
- Het wetgevingstraject zou dan tot 1-1-2022 lopen.
- Daarna zou er een overgangsperiode van zo’n vijf jaar komen. In de overgangsperiode geven de sociale partners vorm aan de nieuwe pensioenovereenkomst en stellen ze een overgangsplan op. Want niet iedereen kan meteen naar het nieuwe stelsel over. Door een overgang pas in 2027 door te voeren, zou er veel tijd zijn om deze overgang voor te bereiden.
- Met name het voorbereiden van het omzetten van miljoenen pensioenen naar de nieuwe regels vraagt veel tijd.
- De belastingregels moesten veranderen.
- In de communicatie naar deelnemers heeft het voordelen om een datum te kiezen waarop pensioen voor iedereen verandert.
- Sociale partners moesten aan de cao-tafels afspraken gaan maken over het nieuwe pensioen.
- Waarschijnlijk op 1-1-2027 moest de grote klap volgen: Alle pensioenregelingen gaan tegelijk van start volgens de nieuwe spelregels. Inmiddels is bekend dat dit een geleidelijke overgang wordt, niet in één klap iedereen naar het nieuwe stelsel.
- Eind mei 2020: De Stuurgroep liet een onderzoek doen. Daaruit kwam een presentatie met als titel “Hoe krijgen we het uitgelegd?” Uit de presentatie bleek dat er twijfels waren of het nieuwe pensioenstelsel wel zou worden begrepen door de deelnemers. En waarom een nieuw stelsel eigenlijk nodig was. Ook hebben deelnemers veel moeite met het invaren van oude rechten in het nieuwe stelsel. De mensen die werden ondervraagd voor het onderzoek hadden volgens de opstellers van de presentatie een ‘enigszins pessimistische blik’ op pensioen en reageerden ‘gelaten’ op de vragen in het onderzoek. De opstellers van de presentatie zagen een risico dat gelatenheid zou omslaan in weerstand, wantrouwen of boosheid. “Verder onderzoek moet uitwijzen waar die houding vandaan komt en wat die houding kan doen keren.”
- 1 juni 2020: De stuurgroep gaf aan dat ze meer tijd nodig had. Er was nog geen akkoord over onderwerpen zoals de overgang naar het nieuwe stelsel en het invaren van oude pensioenrechten. Er kwamen twee weken extra bij. Dat was afgesproken door de voorzitters van werkgeversorganisaties, de vakbonden en het kabinet.
- 12 juni 2020: de sociale partners meldden dat de uitwerking van het Pensioenakkoord klaar was. Wil je weten wat er uit is gekomen? Lees er alles over op de pagina ‘Uitwerking Pensioenakkoord 2020’.
- Voor toelichtingen op bepaalde onderdelen van het nieuwe pensioen kan je hieronder nog even doorlezen.
Toelichtingen
Toelichting: Het nieuwe pensioen volgens het Pensioenakkoord 2019
In het pensioenakkoord ziet het pensioen van de toekomst er als volgt uit:
- Uitgangspunt is een ‘premieovereenkomst’ ofwel een ‘beschikbare-premieregeling’. De toezegging is de premie, niet het uiteindelijke pensioen. De premie is kostendekkend, stabiel en beheersbaar. Dit betekent vermoedelijk het einde van actieve pensioenopbouw in salaris/diensttijdregelingen zoals middelloon- en (voor zover nog bestaand) eindloonregelingen. In de nieuwe vorm past de opbouw bij de betaalde premie. Daarmee vervalt de doorsneesystematiek bij pensioenfondsen. Zie ook verderop de ‘Toelichting Doorsnee-systematiek’. Daardoor relatief hogere pensioenopbouw of jongere leeftijd dan op oudere leeftijd
- De ingelegde premie wordt direct omgezet in een voorwaardelijke pensioenaanspraak. Men denkt aan een pensioenopbouw in 42 jaar van 80% van het gemiddelde loon. De aanspraken kunnen worden verhoogd of verlaagd volgens vooraf afgesproken regels.
- De ingelegde premie wordt belegd in zogenoemde ‘life cycles’. Daarmee wordt het risico in de beleggingen afgebouwd naarmate de pensioenleeftijd dichterbij komt. Voorkomen moet worden dat ouderen (te) veel risico nemen, maar ook dat jongeren te weinig risico’s nemen voor het bereiken van een goed pensioen.
- Resultaten op beleggingen (positief en negatief) en de gevolgen van een stijgende levensverwachting worden gedeeld door alle deelnemers. Dus door de actieve deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden samen.
- Een persoonlijk pensioenvermogen in de opbouwfase en collectieve risicodeling van gepensioneerden in de uitkeringsfase:
- In de laatste 10 jaar voor pensionering wordt het persoonlijke pensioenvermogen geleidelijk in het collectieve vermogen ingebracht. Vanaf de pensioenleeftijd is het persoonlijk pensioenvermogen volledig omgezet in een collectief pensioenvermogen.
- In de uitkeringsfase delen gepensioneerden beleggingsrisico’s en sterfterisico’s met elkaar via spreiding van schokken over maximaal 10 jaar. Hierdoor worden grote schokken in pensioenuitkeringen voorkomen.
- Waardering van het voorwaardelijke pensioen op basis van marktrente (rts met Ultimate Forward Rate). Daardoor is er geen noodzaak meer voor het opbouwen van hoge buffers. De fondsen hebben minder grote buffers nodig. Daardoor gaat het pensioen sneller meebewegen met de ontwikkelingen van de beleggingen, de rente en de levensverwachting. Zo krijgen de fondsen meer ruimte om de koopkracht van gepensioneerden op peil te houden met indexaties van het pensioen. De fondsen mogen hun uitkering aanpassen bij economisch goede of juist slechtere tijden. Dat risico moet wel ‘uitgesmeerd’ worden over 10 jaar. Dus ook ‘overwinsten’ mogen maar voor 10% per jaar worden gebruikt, uitgesmeerd over 10 jaar. Dat voorkomt dat je veel geluk of pech zou kunnen hebben met het jaar waarin je pensioen ingaat .
Door waardering op marktrente ontstaat er een grotere kans op meevallers dan op tegenvallers. Dit betekent ook dat nieuwe toetreders naar verwachting vaker instappen in een situatie van overschotten dan van tekorten. Waardering op basis van marktrente leidt ook tot vergelijkbaarheid van verschillende pensioencontracten, waardoor onder andere waardeoverdracht tussen uitvoerders eenvoudiger wordt. Het risico is dat de Ultimate Forward Rate (marktrente met zeer lange looptijd) een aanname is. De onafhankelijke commissie parameters zal adviseren over de UFR, zoals elke 5 jaar gebeurt, waarna DNB de UFR zal vaststellen. Voorzitter van deze commissie is Jeroen Dijsselbloem. Ongelukkig genoeg is zo’n advies ook in juni 2019 uitgebracht, een week na het bereiken van het voorlopige pensioenakkoord. Volgens de commissie moesten de rekenregels voor pensioenfondsen strenger. Waardoor de dekkingsgraad voor pensioenfondsen nog verder omlaag gaat. Dit advies van de commissie hielp niet mee bij het winnen van vertrouwen. Ook Dijsselbloem erkent achteraf dat de timing van het advies niet erg gelukkig was. - Toevoeging aan de keuzes die al bestaan: Mogelijk maken van het opnemen van een ‘lumpsum’ (bedrag ineens van maximaal 10%) op de pensioendatum. Het kabinet wil mensen meer flexibiliteit bieden bij het opnemen van hun pensioen. Daarom kunnen mensen straks maximaal tien procent van de waarde van hun opgebouwde pensioen opnemen op het moment dat zij met pensioen gaan. Bijvoorbeeld om hun hypotheek af te lossen, de woning te verbeteren of om op reis te gaan.
(Update 1: op 18 november 2019 is de internetconsultatie over dit onderwerp begonnen. ‘Internetconsultatie’ is een website van de overheid waar mensen, bedrijven en instellingen informatie krijgen over wetgeving die in voorbereiding is. Zij kunnen daar suggesties doen om de kwaliteit en uitvoerbaarheid van deze voorstellen te verbeteren. Op 9 december 2019 eindigt de consultatie.)
(Update 2: Volgens een Netspar onderzoek ‘Ondersteuning pensioendeelnemers met keuzes rond lumpsum bij pensionering’ moeten deelnemers aan pensioenfondsen hierin begeleid worden. Dit moet voorkomen dat deelnemers onverstandige beslissingen nemen. Ze kunnen bijvoorbeeld een lumpsum opnemen zonder zich voldoende te realiseren dan hun uitkering de rest van hun leven een stuk lager uitvalt.
(Update 3: Tijdens de internetconsultatie kwam het bezwaar naar voren, dat gepensioneerden de ‘lumpsum’ beter niet kunnen combineren met een ‘hoog-laag’ uitkering. Dat is de al bestaande keuzemogelijkheid voor een hoger pensioen in de eerste vijf jaren, gevolgd door een lager pensioen in alle latere jaren. Door de lumpsum van 10% ineens met hoog-laag te combineren, zou een gepensioneerde bijna 20% van zijn pensioen naar voren kunnen halen. Dat zou de solidariteit van het pensioenstelsel ondermijnen. En de kans vergroten dat gepensioneerden later te weinig pensioen overhouden. Minister Koolmees neemt dit bezwaar over.)
(Update 4: zoals bij alles, is ook de uitkering van de lumpsum belast. De belasting komt bovenop het arbeidsinkomen van het jaar waarin je met pensioen ging, want de lumpsum wordt uitgekeerd op de dag dat je met pensioen gaat. Voor mensen die na hun pensioen naar het buitenland willen verhuizen, kan dat extra nadelig uitpakken. Het buitenland heft vaak hogere percentages belasting over de lumpsum dan Nederland. Raadpleeg je belastingadviseur als je na je pensionering naar het buitenland wilt verhuizen!)
- De SER vraagt het kabinet om het mogelijk te maken dat zzp’ers zich vrijwillig kunnen aansluiten bij de pensioenregeling van de sector of het bedrijf waar ze nu werken. Ook als zij voorheen via deze pensioenregeling geen pensioen opbouwden. Voor zzp’ers die in meerdere sectoren werkzaam zijn moet het ook mogelijk zijn om werknemerspensioen op te bouwen. Hiervoor kan naast een Bedrijfstakpensioenfonds (BPF) of Ondernemingspensioenfonds (OPF), ook een algemeen pensioenfonds (APF), een Premiepensioen Instelling (PPI) of een verzekeringsmaatschappij een goede mogelijkheid bieden. Het ministerie van SZW heeft de Stichting van de Arbeid verzocht om begin 2020 met een voorstel te komen voor een verplichte verzekering tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid. Hier worden zzp-organisaties bij betrokken.
- Betere communicatie: Deelnemers moeten inzicht krijgen in hun opgebouwde voorwaardelijk pensioen en het te verwachten pensioen. En de relatie tussen premie, opbouw, rendement en
kosten. Hiermee wordt het voor deelnemers beter mogelijk de pensioenopbouw te volgen in relatie tot de doelstelling. Hiermee kan het beeld worden weggenomen dat er straks geen
pensioen meer zou zijn voor mensen die nu premie betalen. De transparantie en het persoonlijke karakter van het ‘nieuwe pensioen’ wordt verder versterkt door het vermelden van het opgebouwde (aandeel) pensioenvermogen en de waarde die beschikbaar is voor overdracht naar de nieuwe pensioenuitvoerder bij wisseling van baan.
Toelichting:
Doorsnee-systematiek
Pensioenfondsen gebruiken de zogenoemde ‘doorsnee-systematiek’. Dat betekent dat alle deelnemers dezelfde premie betalen en dat zij (ongeacht hun leeftijd) hetzelfde pensioen opbouwen. De doorsneepremie van een bepaald fonds is gebaseerd op de gemiddelde leeftijd van alle deelnemers in dat fonds, bijvoorbeeld 40 jaar. Gevolgen:
- Iemand die precies 40 is betaalt precies genoeg.
- Iemand die jonger is dan 40 betaalt eigenlijk teveel.
- Iemand die ouder is dan 40 betaalt eigenlijk te weinig.
- Iemand die zijn hele leven bij dat fonds blijft, betaalt precies genoeg.
- Iemand van bijvoorbeeld 35 die niet zijn hele leven bij het fonds blijft, betaalt teveel of ontvangt te weinig voor zijn betaalde premie.
In het huidige systeem betalen jongeren dus te veel premie voor het pensioen dat ze opbouwen, en ouderen te weinig. Als we daar in één ‘big bang’ mee stoppen, zijn vooral deelnemers rond de 45 jaar het slachtoffer. Zij hebben de ‘dure’ jonge jaren achter zich, maar profiteren niet meer van de goedkopere oude jaren. Werknemers jonger dan 30 en toekomstige deelnemers profiteren van het afschaffen van de doorsnee-systematiek. Voor gepensioneerden heeft de afschaffing van de doorsneesystematiek geen directe gevolgen.
Het pensioenakkoord gaat uit van afschaffen van de doorsneesystematiek. Dat betekent dat een leeftijdsonafhankelijke premie wordt ingevoerd. De hoogte zal waarschijnlijk zo’n 27% van de pensioengrondslag zijn. En dat deelnemers een pensioenopbouw krijgen die past bij de ingelegde premie. Voorbeeld: een deelnemer krijgt nu voor de ingelegde premie 1,875% pensioenopbouw per jaar. In het nieuwe systeem krijgt hij voor dezelfde premie bijvoorbeeld 4% opbouw per jaar. Of 1%. (Die 4% mag overigens fiscaal helemaal niet, maar dit voorbeeld is maar even om het gevolg duidelijk te maken). De inleg van de premie gebeurt op basis van ‘lifecycles’: De ingelegde premie wordt voor je belegd, waarbij het risico dat je neemt in de beleggingen lager wordt naarmate je de pensioenrichtleeftijd nadert.
Deze afschaffing moet zeer zorgvuldig gebeuren. Tijdens een overgangsperiode moet er worden gekeken naar eventuele compensaties. De compensatie van de groep deelnemers met het zwaartepunt rond 45 jaar kan tientallen miljarden euro’s kosten. Bijvoorbeeld als het pensioen wordt verlaagd naar een niveau dat past bij de betaalde premie. Zonder compensatie verslechtert het uitzicht op pensioen voor het overgrote deel van de deelnemers die nu pensioen opbouwen. De SER vindt dat deelnemers die nadeel ondervinden, adequaat gecompenseerd moeten worden. Pech- en gelukgeneraties moeten worden voorkomen. De lusten en lasten moeten eerlijk verdeeld worden.
Toelichting bij ‘Zware beroepen’
Boete
Tot nu toe krijgen werkgevers nog een boete – officieel een fiscale heffing – van de Belastingdienst als hun werknemer met vroegpensioen gaat. Die boete is 100% van het bedrag dat de werknemer krijgt.
Dit voorjaar waren er gesprekken over een mogelijke aanpassing, voor individuele gevallen. Over het minimumloon, ruim € 1.600 per maand, zou de werkgever dan geen boete hoeven te betalen. Voor de werknemer die meer verdient, moet over het meerdere wel een boete worden betaald. Dit voorstel zou op drie manieren moeten worden betaald:
1. De overheid betaalt een deel doordat ze minder geld uit boetes krijgt.
2. Werkgevers betalen een deel doordat over het pensioen boven het minimumloon wel de boete moet worden betaald.
3. De werknemer betaalt een deel doordat hij een stuk van zijn pensioen eerder op moet nemen.
In het pensioenakkoord 2019 staat nu, dat werkgevers en werknemers voor mensen met een zwaar beroep de komende vijf jaar samen afspraken kunnen maken. De sociale partners (kabinet, werkgevers en werknemers) willen die tijd gebruiken om een regeling te bedenken waardoor werknemers na 45 dienstjaren kunnen stoppen met werken. Minister Koolmees stelde voor om werkgevers in staat te stellen drie jaar voor de pensioendatum de AOW van hun werknemer te betalen. Dat kost ze € 19.000 euro per jaar per werknemer. Werknemers zouden dan in die periode hun pensioen naar voren moeten halen. Dit alles moet dan nog wel in CAO’s terechtkomen, dus eerst moeten daarover nog afspraken worden gemaakt.
Stoppen na 45 jaar werken?
Het kabinet en de sociale partners gaan onderzoeken of je eerder kunt stoppen met werken als je ‘voldoende’ dienstjaren hebt. Er moet een structurele oplossing komen voor iedereen die een zwaar beroep heeft om de AOW-leeftijd te halen. Stoppen na 45 jaar werken is overigens niet helemaal hetzelfde als het hebben van een zwaar beroep.
Het probleem is dat het moeilijk te meten is of iemand echt 45 jaar heeft gewerkt. En was het dan fulltime of parttime? Het arbeidsverleden wordt pas sinds 1999 bijgehouden.
Bovendien heeft de minister nog een meer principieel bezwaar: De AOW is een volksverzekering, bedoeld om armoede onder ouderen te voorkomen. Ook ouderen die niet of minder bij een werkgever hebben gewerkt, zoals in het verleden veel vrouwen.
De afspraak is nu, dat de eerste vijf jaar na het akkoord, werkgevers een boetevrij bedrag van € 19.000 (maximaal 3 jaar) aan werknemers mogen betalen. Dat bedrag staat gelijk aan de AOW drie jaar voor de pensioendatum.
Na die eerste vijf jaar moet er een regeling zijn die voorziet in een recht op pensioen na 45 dienstjaren.
Zware-beroepenlijst?
De vakbonden en de minister willen dit niet meer. In 2017 is al geprobeerd zo’n lijst voor Nederland op te stellen en dat mislukte. Want wat is precies een zwaar beroep? Beroepen veranderen. Mensen veranderen van beroep. In België probeerde men ook zo’n lijst op te stellen. Die werd zo lang dat bijna iedereen een zwaar beroep had. Daarom gaat de discussie nu over ‘zwaar werk’. Werkgevers en werknemers kunnen onderling zelf het beste bepalen wat dat is.
Sparen voor extra verlof
De sociale partners willen in de cao’s afspraken maken over sparen voor extra verlof. Zodat je eerder met pensioen kunt gaan. Het kabinet maakt dat mogelijk met extra fiscale ruimte. Nu kunnen werknemers maximaal 50 weken verlof sparen. Dat gaat 100 worden. Maar het duurt nog wel even voordat hier voldoende voor is gespaard.
Zie ook de pagina Uitleg: Zware beroepen.
Verkenning: Nabestaandenpensioen naar vijf jaarsalarissen
De minister heeft de Stichting van de Arbeid om advies gevraagd over een andere manier van verzekering van partnerpensioen. Het moet simpeler, maar mag geen bezuiniging zijn. Een werkgroep in de Stichting van de Arbeid bekijkt nu of het inderdaad simpeler kan. In het najaar worden de voor- en nadelen besproken van de verschillende varianten die nu worden uitgewerkt. Een van de mogelijke varianten is om het huidige partnerpensioen te vervangen door een uitkering ter grootte van vijf jaarsalarissen. Deze kan dan via het pensioenfonds of verzekeraar van de overleden werknemer worden uitgesmeerd over vijf jaar, of worden gebruikt voor een levenslange uitkering.
Over dit idee is echter veel discussie. Er zijn voor- en nadelen:
- Voordeel: het is inderdaad simpeler dan nu. Op dit moment is er partnerpensioen op opbouwbasis en op risicobasis. Beiden hebben hun eigen kenmerken en voor- en nadelen. Zie ook de pagina ‘Algemeen: opbouw of risico?’
Voor mensen die weinig kennis hebben van pensioen, is het nu vrij ingewikkeld. Het nieuwe voorstel is simpeler. - Nadeel: Vijf jaarsalarissen lijkt veel, maar is voor de meeste mensen veel te weinig. Ga maar na:
- Huidige situatie: in een pensioenregeling van de werkgever kan je nu maximaal 75% van je pensioengrondslag aan ouderdomspensioen opbouwen. Het partnerpensioen is 70% daarvan. Dus het partnerpensioen is maximaal 75% x 70% = 52,5% van de pensioengrondslag. En dat is dan voor iemand die 40 jaar bij dezelfde werkgever zou kunnen werken en de maximale verzekering heeft.
Simpel gezegd, de partner krijgt nu maximaal ongeveer de helft van het loon van de overleden werknemer, maar meestal veel en veel minder.
Voor een Anw-uitkering van de overheid komen de meeste partners niet in aanmerking. Het aantal mensen dat een Anw ontvangt, is sinds 1996 gedaald van ruim 180.000 naar 28.000 (!) in 2019. - Straks misschien:
- Met een uitkering van vijf jaarsalarissen zou de partner dus maximaal tien jaar kunnen leven. En daarna?
- Je kunt de uitkering van de vijf jaarsalarissen ook gebruiken voor het kopen van een levenslange uitkering. Een snelle berekening op de achterkant van een bierviltje wijst uit, dat de partner dan als jaarlijkse uitkering maximaal ongeveer een kwart krijgt van het loon van de overleden werknemer. Wat moet die partner dan doen met de rest van de onbetaalde rekeningen? Dus om op hetzelfde uit te komen als nu, zijn er tenminste tien jaarsalarissen nodig.
- Huidige situatie: in een pensioenregeling van de werkgever kan je nu maximaal 75% van je pensioengrondslag aan ouderdomspensioen opbouwen. Het partnerpensioen is 70% daarvan. Dus het partnerpensioen is maximaal 75% x 70% = 52,5% van de pensioengrondslag. En dat is dan voor iemand die 40 jaar bij dezelfde werkgever zou kunnen werken en de maximale verzekering heeft.
- Update 6-4-2020: Er is vertraging door de coronacrisis. Het advies had al veel vertraging opgelopen omdat werkgevers en vakbonden het niet met elkaar eens kunnen worden. Een advies over een nieuw nabestaandenpensioen van sociale partners aan minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken is voorlopig uitgesteld door de coronacrisis, bevestigt de Stichting van de Arbeid.
Zie ook de pagina’s: