Welkom! op PensioenGenieten.nl, pensioen in helder Nederlands!

Uitleg: Pensioenvormen



 

 

©Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars: het logo, de iconen en formats van Pensioen 1-2-3 zijn eigendom van Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars, Den Haag.


Op deze pagina lees je welke pensioenvormen er zijn.

En wat ze voor je doen bij welke levensgebeurtenis.


xxx

Een ‘pensioenvorm’ wil zeggen dat het betreffende pensioen bestemd is voor een bepaalde levensgebeurtenis. Dus wat het pensioen voor je doet op welk moment. Bijvoorbeeld:

  • Ouderdomspensioen is voor als je later (in theorie) te oud bent om te werken. Je krijgt dan geen loon meer.
  • Partnerpensioen is voor als je overlijdt. Je partner mist dan het inkomen uit jouw loon.
  • Wezenpensioen is voor als je overlijdt. Je kinderen missen dan het inkomen uit jouw loon.
  • Arbeidsongeschiktheidspensioen is voor als je ziek bent en na een bepaalde tijd (geheel of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt verklaard door het UWV. Je krijgt dan geen loon meer. En ook de uitkering uit de Ziektewet stopt.

Er zijn nog meer pensioenvormen. Hieronder lees je meer over de verschillende pensioenvormen die er zijn.


 

Geld voor straks: Ouderdomspensioen

Ouderdomspensioen is inkomen voor later als je klaar bent met werken. Je krijgt dit bovenop je AOW van de overheid. Je bouwt pensioen op tussen:

  • Je toetredingsleeftijd in de pensioenregeling (bijvoorbeeld 18 jaar) of je latere datum van indiensttreding en
  • Je pensioenrichtleeftijd of je eerdere datum van uitdiensttreding. Je pensioenrichtleeftijd is de leeftijd die in je pensioenreglement staat om met pensioen te gaan. Bijvoorbeeld 65, 67 of 68.

Voorbeeld 1: in het pensioenreglement van je werkgever staat dat de toetredingsleeftijd van het pensioenreglement 18 jaar is. Stel dat je op je 17e bent gaan werken bij deze werkgever. Dan bouw je pas vanaf je 18e ouderdomspensioen op.

Voorbeeld 2: in het pensioenreglement van je werkgever staat dat de toetredingsleeftijd van het pensioenreglement 18 jaar is. Stel dat je op je 30e bent gaan werken bij deze werkgever. Dan bouw je direct vanaf je indiensttreding ouderdomspensioen op. Niet met terugwerkende kracht tot je 18e overigens!

 

De uitkeringen van het ouderdomspensioen gaan in zodra je de pensioenrichtleeftijd hebt bereikt.

Je kunt je pensioen ook vervroegen of uitstellen. Dat betekent dat je je pensioen eerder of later laat ingaan. Dat heeft wel gevolgen voor het bedrag. Laat je je pensioen eerder ingaan (‘vervroegen’)? Dan krijg je minder. Laat je je pensioen later ingaan (‘uitstellen’)? Dan krijg je meer.

De uitkeringen gaan meestal door zolang je leeft. Dat heet ‘levenslang pensioen’. Soms stoppen de uitkeringen na een aantal jaren, dat heet ’tijdelijk pensioen’. Op je UPO staat precies tot wanneer je uitkeringen lopen.


 

Geld voor je partner: Partnerpensioen of partner- en wezenpensioen

Partnerpensioen is inkomen voor je partner als je overlijdt. Je partner krijgt dit bovenop de Anw van de overheid. Voor de Anw komen maar heel weinig partners in aanmerking. Kijk hier om te zien of jouw partner een Anw-uitkering krijgt als jij overlijdt.

Dat maakt het partnerpensioen in de pensioenregeling van je werkgever des te belangrijker. Er zijn meerdere soorten partnerpensioen:xx

  • Partnerpensioen alleen als je overlijdt vóór de pensioenrichtdatum. Dit is meestal pensioen op risicobasis. Op je Pensioen 1-2-3 of je UPO herken je dit aan het icoon (plaatje naast de tekst) met het parapluutje. Het betekent dat de verzekering van partnerpensioen vervalt als je uit dienst van je werkgever gaat. Let op: als je na je uitdiensttreding overlijdt, krijgt je partner geen partnerpensioen!
    De uitkeringen gaan in als je in dienst bent van je werkgever en dan overlijdt vóór de pensioenrichtleeftijd. Op je UPO staat hoe hoog de uitkeringen voor je partner zijn.

 

 

 

  • Partnerpensioen als je overlijdt vóór, op of na de pensioenrichtdatum. Dit is meestal pensioen op opbouwbasis.  Op je Pensioen 1-2-3 of je UPO herken je dit aan het icoon (plaatje naast de tekst) met het portemonneetje. Het betekent dat de verzekering van partnerpensioen niet vervalt als je uit dienst van je werkgever gaat. Als je na uitdiensttreding overlijdt, krijgt je partner wel partnerpensioen, maar minder dan als je overlijdt wanneer je nog in dienst van de werkgever bent. Je partner krijgt namelijk alleen het deel dat is opgebouwd tot het moment dat je uit dienst bent gegaan.
    De uitkeringen gaan in als je overlijdt. Op je UPO staat hoe hoog de uitkeringen voor je partner zijn. Zowel wanneer je nog in dienst bent van je werkgever en dan overlijdt, als wanneer je niet meer bij deze werkgever werkt (of al met pensioen bent) en dan overlijdt.

 

 

 


Geld voor je kind: wezenpensioen

Wezenpensioen is inkomen voor je kind(eren) als je overlijdt.

Op je Pensioen 1-2-3 zie je staan of dit voor je is verzekerd, en in welke situatie. Soms is het alleen verzekerd als je overlijdt terwijl je in dienst bent bij je werkgever, en vervalt het zodra je uit dienst gaat. Of wordt het minder zodra je uit dienst gaat. Bij beschikbare-premieregelingen is het meestal helemaal niet meer verzekerd zodra je met pensioen gaat.

Op je UPO vind je hoeveel wezenpensioen er is verzekerd.

Wezenpensioen wordt meestal uitgekeerd tot een einddatum. Vaak is dat de 18- of 21-jarige leeftijd van het kind, soms met verlenging tot 27 of 30 als het kind studeert of arbeidsongeschikt is (en dan een Wajong-uitkering ontvangt).

Er zijn halve wezen en volle wezen:

  • Halve wezen zijn kinderen van wie één ouder is overleden;
  • Volle wezen zijn kinderen van wie beide ouders zijn overleden.

Voor volle wezen wordt de uitkering van het wezenpensioen soms verdubbeld.


Geld voor nu: Arbeidsongeschiktheidspensioen

Arbeidsongeschiktheidspensioen is pensioen als je door ziekte of een gebrek niet meer kan werken. Ben je in dienst van je werkgever? En kan je als gevolg van ziekte of een gebrek gedeeltelijk of helemaal niet meer werken? Dan betaalt je werkgever meestal gedurende een bepaalde tijd je loon door. Intussen krijg je met het UWV te maken. Na de wachttijd van de WIA (meestal twee jaar) kan je een WIA-uitkering aanvragen bij het UWV. Hoeveel je krijgt hangt af van hoe lang je hebt gewerkt en in welke mate je arbeidsongeschikt bent. Zie ook de pagina ‘Uitleg: Arbeidsongeschiktheid’.

De WIA-uitkering kijkt naar de hoogte van je loon dat je verdiende voordat je ziek werd, tot maximaal de zgn. ‘WIA-loongrens’. Dat betekent dat het UWV voor de WIA-uitkering maximaal je loon tot een bepaalde grens in aanmerking neemt. Per 1 januari 2022 is dat € 59.706. Verdiende je meer dan deze loongrens? Dan krijg je over het meerdere geen WIA-uitkering. Dan kan er best een gat in je inkomen vallen. Maar ook als je minder verdiende dan de WIA-loongrens, kan je tekort hebben aan de WIA-uitkering. Want die is altijd lager dan je vroegere loon.

Heeft je werkgever in de pensioenregeling ook arbeidsongeschiktheidspensioen opgenomen? Dan zou je na de wachttijd van de WIA een uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen kunnen krijgen uit de pensioenregeling van de werkgever.

Er zijn drie soorten arbeidsongeschiktheidspensioen:

  • Arbeidsongeschiktheidspensioen voor het loon onder de loongrens.
    Dit arbeidsongeschiktheidspensioen kijkt naar je loon onder de loongrens. Er wordt (bijvoorbeeld) 10% van je loon onder de loongrens verzekerd.
    xxx
    Voorbeeld:
    Stel dat je € 40.000 bruto per jaar verdiende voordat je ziek werd. Dan wordt er € 4.000 arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
    xxx
    Je WIA-uitkering is maximaal 70% van je loon onder de loongrens. Samen met de uitkering uit het arbeidsongeschiktheidspensioen van je werkgever heb je dan 70% + 10% is 80% van je loon voordat je ziek werd.
    xxx
    Uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen
    Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt meestal uitgekeerd tot je pensioenrichtleeftijd of de eerdere datum dat je weer beter bent. Ook wordt er meestal rekening mee gehouden als je mate van arbeidsongeschiktheid verandert. Stel dat je eerst het volledige arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd kreeg van de pensioenverzekeraar of het bedrijfspensioenfonds, omdat je volgens het UWV 100% arbeidsongeschikt was. En dat je na een tijdje een beetje beter wordt en (volgens het UWV) teruggaat naar 50% arbeidsongeschikt. Dan gaat ook de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen naar 50%. Voor de andere 50% word je geacht weer beter te zijn. Voor dat percentage word je dan geacht weer te kunnen werken bij je werkgever en weer loon te verdienen.
    xxx
  • Arbeidsongeschiktheidspensioen voor het loon boven de loongrens
    Dit arbeidsongeschiktheidspensioen kijkt naar je loon boven de loongrens. Er wordt (bijvoorbeeld) 70% van je loon boven de loongrens verzekerd.
    xxx
    Voorbeeld: Stel dat je € 79.706 bruto per jaar verdiende voordat je ziek werd. Je loon boven de loongrens is dan € 79.706 – € 59.706 (januari 2022) = € 20.000. Dan wordt er € 20.000 x 70% = € 14.000 arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
    xxx
    Je WIA-uitkering is maximaal 70% van je loon onder de loongrens. Samen met de uitkering uit het arbeidsongeschiktheidspensioen van je werkgever heb je dan 70% over je loon onder de loongrens + 70% over je loon boven de loongrens. Dus 70% over je hele loon.
    Voor de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldt hetzelfde als hierboven bij 1. staat.
    xxx
  • Een combinatie van 1. en 2.
    Dit arbeidsongeschiktheidspensioen kijkt zowel naar je loon onder als boven de loongrens. Er wordt (bijvoorbeeld) 10% van je loon onder de loongrens + 80% van je loon boven de loongrens verzekerd.
    xxx
    Voorbeeld:
    Stel dat je € 79.706 bruto per jaar verdiende voordat je ziek werd.

    • Je loon onder de loongrens is € 59.706.  10% daarvan is € 5.971. Plus:
    • Je loon boven de loongrens is dan € 79.706 min € 59.706 (januari 2022) = € 20.000. Dan wordt er € 20.000 x 80% = € 16.000 arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
    • Het totaal verzekerde arbeidsongeschiktheidspensioen in dit voorbeeld wordt dan € 16.000 + € 5.971 = € 21.971.
      xxx
      Je WIA-uitkering is maximaal 70% van je loon onder de loongrens. Samen met de uitkering uit het arbeidsongeschiktheidspensioen van je werkgever heb je dan in dit voorbeeld 70% + 10% = 80% over je loon onder de loongrens + 80% over je loon boven de loongrens. Dus 80% over je hele loon.
      Voor de uitkering van het arbeidsongeschiktheidspensioen geldt hetzelfde als hierboven bij 1. staat.
      xxx
      Maximaal mag totaal 90% verzekerd worden.

 

Premievrijstelling bij Arbeidsongeschiktheid (PVA)

Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid is eigenlijk niet een ‘echte’ pensioenvorm. Want een pensioen keert geld uit. Premievrijstelling bij Arbeidsongeschiktheid, meestal afgekort tot ‘PVA’, doet dat niet. PVA is een extra verzekering bovenop de andere verzekerde pensioenvormen. Je werkgever (en misschien ook jijzelf als je een eigen bijdrage hebt in de kosten van het pensioen) betaalt hier een beetje extra premie voor, bovenop de pensioenvorm waarbij de PVA wordt verzekerd. Zo is de premie voor ouderdomspensioen met PVA een beetje hoger dan de premie voor ouderdomspensioen zonder PVA.

PVA wordt heel vaak meeverzekerd in pensioenregelingen. Soms mag de werkgever niet eens kiezen om geen PVA mee te verzekeren.
xxx

Wat doet PVA?

Ben je in dienst van je werkgever? En kan je als gevolg van ziekte of een gebrek gedeeltelijk of helemaal niet meer werken? En na de wachttijd van de WIA (meestal twee jaar) nog steeds niet? Dan zorgt PVA er voor, dat de opbouw van je pensioen gewoon doorgaat, zonder dat jij of de werkgever daar nog iets voor betalen. Naar gelang de mate van je arbeidsongeschiktheid natuurlijk. Hoe meer arbeidsongeschikt, hoe minder je werkgever en jij nog zelf betalen.

PVA gaat meestal door tot je pensioenrichtleeftijd, je eerdere AOW-leeftijd, of natuurlijk op de eerdere datum dat je weer beter bent. Is er geen arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd voor je? Dan stopt PVA uiterlijk op je AOW-leeftijd als die eerder is dan je pensioenrichtleeftijd. Is er wel arbeidsongeschiktheidspensioen voor je verzekerd? Dan stopt PVA op je pensioenrichtleeftijd van het reglement.
Ook wordt er meestal rekening mee gehouden als je mate van arbeidsongeschiktheid verandert. Stel dat eerst de volledige PVA was toegekend door de pensioenverzekeraar of het bedrijfspensioenfonds, omdat je volgens het UWV 100% arbeidsongeschikt was. En dat je tussentijds een beetje beter wordt en (volgens het UWV) teruggaat naar 50% arbeidsongeschikt. Dan gaat ook de PVA naar 50%. Voor de andere 50% word je geacht weer beter te zijn. Die kunnen je werkgever en/of jij dan weer zelf betalen.


 

Extra geld voor je partner: Anw-Hiatenpensioen of Nabestaanden-overbruggingspensioen

ANW-Hiatenpensioen of Nabestaanden-overbruggingspensioen is een tijdelijke pensioenuitkering aan je partner als je in dienst bent bij je werkgever en overlijdt vóór je pensioenrichtleeftijd. Als Anw-Hiatenpensioen is meeverzekerd in de pensioenregeling van je werkgever, is het vaak een vrijwillig te kiezen pensioen. Je beslist dan zelf of je je hiervoor wilt verzekeren. Zo ja, dan betaal je meestal zelf de hele premie.

De uitkering overbrugt de periode tussen jouw overlijden en het moment dat je partner AOW krijgt.

Maar waarom zou je kiezen voor ANW-Hiatenpensioen, als er ook al partnerpensioen voor je verzekerd is? Dat zit zo:

In 1996 werd in Nederland de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) vervangen door de Algemene nabestaandenwet (Anw). Dat had twee grote gevolgen:

  1. De partner moet aan strenge eisen voldoen om een Anw-uitkering te krijgen. Alleen partners die 45% of meer arbeidsongeschikt zijn, of die een kind onder de 18 jaar verzorgen (of zwanger waren op de dag van overlijden), komen nog in aanmerking. De partner mag ook nog geen AOW krijgen.
  2. De uitkering is afhankelijk geworden van het inkomen van de partner. Hoe meer de partner zelf nog verdient, hoe lager de Anw-uitkering.

In het ‘gebruikelijke’ partnerpensioen zoals hierboven beschreven bij ‘Partnerpensioen of partner- en wezenpensioen’, is er rekening mee gehouden dat de partner een Anw- of AOW-uitkering ontvangt. Maar als je partner niet in aanmerking komt voor een Anw-uitkering, en nog te jong is voor AOW, dan kan hij/zij een fors inkomens-gat hebben. En daarvoor is het Anw-Hiatenpensioen bedoeld.

De verzekering is een tijdelijke risicoverzekering van partnerpensioen. ‘Tijdelijk’ werkt hier twee kanten op:

  1. Je bent tijdelijk verzekerd. Namelijk vanaf het moment dat je je aanmeldt voor de verzekering, tot (meestal) je pensioenrichtleeftijd of je eerdere AOW-gerechtigde leeftijd. Of de eerdere AOW-leeftijd van je partner. Of het eerdere moment dat je uit dienst van je werkgever gaat. *
  2. De uitkering is ook tijdelijk. Namelijk (meestal) tot de AOW-gerechtigde leeftijd van de partner.

Voor de hoogte van de uitkering kijkt de pensioenverzekeraar of het bedrijfspensioenfonds meestal naar de hoogte van de Anw.

 

* In het verleden hadden de meeste Anw-Hiaatpolissen een vaste einddatum van de 65-jarige leeftijd van de partner. Toen de fiscale pensioenleeftijd door de overheid werd aangepast naar 67, zijn nieuwe polissen aangepast naar een eindleeftijd van de 67-jarige leeftijd van de partner. Inmiddels worden deze polissen verkocht met als einddatum ‘de AOW-leeftijd van de partner’. De einddatum is nu dus flexibel. Als de AOW-leeftijd verschuift, verschuift de einddatum van de polis automatisch mee.


 

Extra pensioen

Extra pensioen is meestal extra ouderdomspensioen, extra inkomen voor later als je klaar bent met werken. In sommige pensioenregeling kan je zelf extra pensioen opbouwen. ‘Bijsparen’ of PensioenAanvullen’ heet dat ook wel. Vaak gaat het alleen om ouderdomspensioen, maar er kan ook partnerpensioen bij zitten. Dat hangt af van de betreffende bijspaar-regeling. De premie is helemaal voor je eigen rekening.

Extra pensioen opbouwen kan niet zomaar onbeperkt. De fiscus heeft daar regels voor. Anders zou je misschien meer pensioen opbouwen (en dus meer premie aftrekken van de belasting) dan de bedoeling is. Simpel gezegd: als de pensioenregeling van je werkgever onder het niveau zit van wat volgens de fiscus maximaal mag, dan mag je van de fiscus bijsparen. Dat is het geval als bijvoorbeeld de AOW-franchise hoger is dan het fiscale minimum (waardoor je minder pensioen opbouwt dan fiscaal mag). Of als het opbouwpercentage of de beschikbare premiestaffel lager zijn dan wat volgens de fiscus maximaal mag (waardoor je minder pensioen opbouwt dan fiscaal mag).

Zit de pensioenregeling van je werkgever onder het niveau van wat volgens de fiscus maximaal mag? Dan zou je fiscaal gezien extra pensioen mogen opbouwen. Maar heeft je werkgever in de pensioenregeling geen mogelijkheid om dat te doen? Je kunt ook zelf privé zorgen voor extra pensioen.


 

Netto pensioen

Netto pensioen kan ouderdomspensioen of partnerpensioen zijn (of allebei). In 2015 besloot de overheid dat je nog maar over je loon tot € 100.000 pensioen bij je werkgever mag opbouwen. Het pensioen dat je tot 2015 al had opgebouwd over loon boven dit bedrag blijft gewoon staan. Er komt geen nieuwe opbouw meer bij over loon boven € 100.000.

De grens heeft betrekking op het ouderdomspensioen, partnerpensioen, wezenpensioen en op de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. De grens hoeft niet te gelden voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor die pensioenvorm geldt de wettelijke bovengrens van de overheid niet. Je werkgever kan de grens alsnog ook voor het arbeidsongeschiktheidspensioen hebben ingesteld in het pensioenreglement.

Maar hoe zit het dan met je pensioen over je loon boven deze € 100.000? Als je daarover niets mag opbouwen, heb je straks tekort pensioen ten opzichte van je loon. En als je overlijdt heeft ook je partner tekort pensioen ten opzichte van jouw weggevallen loon.

Om toch een oplossing te bieden, is ‘nettopensioen’ uitgevonden. ‘Netto’ wil hier twee dingen zeggen. Namelijk dat je de betaalde premies niet mag aftrekken van de belasting. En dat je over de uitkeringen ook geen loonbelasting betaalt. Sommige werkgevers hebben nettopensioen opgenomen in hun pensioenpakket. Check je Pensioen 1-2-3 om te zien hoe het in jouw pensioenregeling zit.

Overigens wordt het maximale loon waarover je pensioen mag opbouwen elk jaar aangepast. Dit zijn de bedragen:

2015: € 100.000

2016: € 101.519

2017: € 103.317

2018: € 105.075

2019: € 107.593

2020: € 110.111

2021: € 112.189

2022: € 114.866

2023: € 128.810

2024: € 137.800

 

©Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars: het logo, de iconen en formats van Pensioen 1-2-3 zijn eigendom van Pensioenfederatie en Verbond van Verzekeraars, Den Haag.

 

Door naar
‘Algemeen: opbouw of risico?’
Terug naar
‘Algemeen: Soorten regelingen’