Op deze pagina lees je over het eerste uitgangspunt van je pensioen: je loon.
Welk deel van je loon telt mee voor je pensioen en welk deel niet?
xxx
Je jaarlijkse bruto loon is één van de uitgangspunten voor de berekening van je pensioen.
Soms wordt niet je hele bruto jaarloon ‘meegenomen’ voor de berekening van je pensioen. Het deel dat wél wordt meegenomen, noemen we het ‘pensioengevend loon’.
Wat zit er in en wat niet?
(1)
Bij eindloonregelingen mogen alleen structurele delen van het loon meetellen voor het pensioengevend loon. Dat zijn:
- Het bruto jaarloon
- De vakantietoeslag
- Een eventuele dertiende maand
- Een eventuele vaste onregelmatigheidstoeslag.
Bij middelloonregelingen en beschikbare-premieregelingen mogen ook niet-structurele delen van het loon meetellen voor het pensioengevend loon. Zoals:
- Overwerkvergoeding
- Ploegendiensttoeslag
- Uitkeringen die afhankelijk zijn van de winst van het bedrijf van je werkgever
- Provisie-inkomsten
Bij geen van de drie (eindloon, middelloon en beschikbare-premie) telt een auto van de zaak mee als pensioengevend loon.
(2)
Soms bepaalt je werkgever dat er een bovengrens is aan het pensioengevend loon. Dus je loon tot maximaal een bepaald bedrag doet mee voor het pensioen.
Voorbeeld: je pensioengevend loon is het bruto jaarloon, met een maximum van € 75.000. Verdien je minder dan dit bedrag? Dan doet je hele loon mee voor je pensioen. Verdien je meer? Dan doet alleen het deel van je loon mee tot dit bedrag. Alleen over je loon tot die € 75.000 bouw je pensioen op. Het deel daarboven doet dan niet mee voor de berekening van je pensioen.
(3)
In 2015 besloot de overheid dat je nog maar over je loon tot € 100.000 pensioen bij je werkgever mag opbouwen. Het pensioen dat je tot 2015 al had opgebouwd over loon boven dit bedrag blijft gewoon staan. Er komt geen nieuwe opbouw meer bij over loon boven € 100.000.
Dit hoeft niet te gelden voor het arbeidsongeschiktheidspensioen.
Zie ook het onderwerp ‘nettopensioen’ op de pagina ‘Pensioenvormen‘.
Overigens wordt het maximale loon waarover je pensioen mag opbouwen elk jaar aangepast. Dit zijn de bedragen:
2015: € 100.000
2016: € 101.519
2017: € 103.317
2018: € 105.075
2019: € 107.593
2020: € 110.111
2021: € 112.189
2022: € 114.866
2023: € 128.810
2024: € 137.800
Binnen deze grenzen mag je werkgever bepalen welke onderdelen van je bruto loon ‘pensioengevend’ zijn, dus meedoen voor de berekening van je pensioen. Hij mag als definitie van het pensioengevend salaris bijvoorbeeld “12 maal het bruto maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag” bepalen in het pensioenreglement. In dit voorbeeld past de definitie zowel onder eindloon- als middelloonregelingen (1). Je werkgever heeft hier geen werkgevers-bovengrens (2) bepaald. Het fiscale maximum (3) geldt altijd, zelfs als het niet met zoveel woorden is opgeschreven in het pensioenreglement. Dat is gewoon een wettelijke bovengrens. In feite moet je het dus lezen als “12 maal het bruto maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag, tot maximaal € 100.000”.
Rekenvoorbeeld
Op deze en volgende pagina’s gaan we een voorbeeld uitwerken.
Stel: je bruto maandloon is € 4.228,55.
In je pensioenreglement staat, dat je pensioengevend loon is:
“12 keer het bruto maandsalaris, vermeerderd met 8% vakantietoeslag.”
Dan is je pensioengevend loon € 4 228,55 x 12 maanden (ofwel € 50.742,6 )
vermeerderd met 8% over € 50.742,60 (ofwel € 4.059,41).
Samen is dat € 54.802.
Een makkelijkere manier om te rekenen is: € 4.228,55 x 12,96 = € 54.802.
Heb je een 13e maand en hoort die ook bij je pensioengevend loon?
Dan is het geen 12,96 maar 13,96.
Vervolg op de volgende pagina “Stap 2: AOW-franchise“.