Op deze pagina lees je meer over de zgn. ‘zware beroepen’ uit het pensioenakkoord.
Voor mensen met een zwaar beroep is er een oplossing om eerder te kunnen stoppen met werken. Werkgevers krijgen een boete (officieel een ‘fiscale heffing’) van de Belastingdienst bij eerdere pensionering. Deze verdwijnt voor het deel van het inkomen tot ongeveer € 30.000 bruto per jaar. Dit heet de ‘RVU-drempelvrijstelling’. Werkgevers mogen deze groep tot drie jaar voor de AOW-leeftijd kosteloos met prepensioen laten gaan. In cao’s kunnen andere afspraken worden gemaakt.
Oktober 2024: Akkoord over vroegpensioen voor zware beroepen.
18 oktober 2024 werd een akkoord bereikt over vroegpensioen voor zware beroepen. De afspraken op een rijtje:
- Een structurele regeling, dus geen tijdelijke regeling meer.
- Sectoren bepalen zelf wat zwaar werk is.
- Hoger bedrag: Het jaarlijkse bedrag stijgt met € 3.600 naar ongeveer € 30.000. Zo kunnen ook mensen met een lager inkomen gebruikmaken van de regeling.
- Geen maximum aantal mensen.
- Geen inkomensgrens: Of je zwaar werk hebt, bepaalt of je voor de regeling in aanmerking komt, niet de hoogte van je inkomen.
Het moet nog verder worden uitgewerkt. Voor de meivakantie 2025 wil men onder meer verder uitwerken:
- Verbeteren van arbeidsomstandigheden
- Zwaar werk minder zwaar maken, zo dicht mogelijk bij de bron van de belasting
- Langdurige blootstelling aan zwaar werk verminderen
- Een gerichte aanpak om mensen, waar mogelijk, tijdig van zware naar lichtere functies te begeleiden, zowel binnen als tussen sectoren
- Een positieve stimulans voor werkgevers en werknemers om minimaal tot de AOW-leeftijd door te werken.
Ga voor meer informatie intussen naar Akkoord over vroegpensioen voor zwaar werk en gezond doorwerken]
Oudere informatie: 2021:
Boete
Werkgevers krijgen een boete (officieel een ‘fiscale heffing’) van de Belastingdienst als hun werknemer met vroegpensioen gaat. Die boete is 100% van het bedrag dat de werknemer krijgt.
In 2019 waren er gesprekken over een mogelijke aanpassing, voor individuele gevallen. Over het minimumloon, toen ruim € 1.600 per maand, zou de werkgever dan geen boete hoeven te betalen. Voor de werknemer die meer verdient, moet over het meerdere wel een boete worden betaald. Dit voorstel zou op drie manieren moeten worden betaald:
- De overheid betaalt een deel doordat ze minder geld uit boetes krijgt.
- Werkgevers betalen een deel doordat over het pensioen boven het minimumloon wel de boete moet worden betaald.
- De werknemer betaalt een deel doordat hij een stuk van zijn pensioen eerder op moet nemen.
In het pensioenakkoord staat nu, dat werkgevers en werknemers voor mensen met een zwaar beroep de komende vijf jaar samen afspraken kunnen maken. De sociale partners (kabinet, werkgevers en werknemers) willen die tijd gebruiken om een regeling te bedenken waardoor werknemers na 45 dienstjaren kunnen stoppen met werken (zie hieronder bij ‘Stoppen na 45 jaar werken?’). Minister Koolmees stelde voor om werkgevers in staat te stellen drie jaar voor de pensioendatum de AOW van hun werknemer te betalen. Dat kost ze (destijds) € 19.000 euro per jaar per werknemer. Werknemers zouden dan in die periode hun pensioen naar voren moeten halen. Dit alles moet dan nog wel in cao’s terechtkomen, dus eerst moeten daarover nog afspraken worden gemaakt.
Stoppen na 45 jaar werken?
Het kabinet en de sociale partners hebben onderzocht of je eerder kunt stoppen met werken als je ‘voldoende’ dienstjaren hebt. Er moest een structurele oplossing komen voor iedereen die een zwaar beroep heeft om de AOW-leeftijd te halen. Stoppen na 45 jaar werken is overigens niet helemaal hetzelfde als het hebben van een zwaar beroep.
Het probleem is dat het moeilijk te meten is of iemand echt 45 jaar heeft gewerkt. En was het dan fulltime of parttime? Het arbeidsverleden wordt pas sinds 1999 bijgehouden. Alternatieven zijn een denkbeeldig arbeidsverleden of het omkeren van de bewijslast. Dan moet de werknemer maar aantonen dat hij/zij inderdaad 45 jaar heeft gewerkt. Beide opties hebben nadelen.
Bovendien heeft de minister een principieel bezwaar: De AOW is een volksverzekering, bedoeld om armoede onder ouderen te voorkomen. Ook ouderen die niet of minder bij een werkgever hebben gewerkt, zoals in het verleden veel vrouwen.
De afspraak was destijds, dat de eerste vijf jaar na het pensioenakkoord, werkgevers een boetevrij bedrag van destijds € 19.000 gedurende maximaal drie jaar aan werknemers mogen betalen. Dat bedrag staat gelijk aan de AOW drie jaar voor de pensioendatum.
Na die eerste vijf jaar moest er een regeling zijn die recht op pensioen geeft na 45 dienstjaren. Het onderzoek naar zo’n regeling is nu voltooid, het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft haar rapport hierover gepubliceerd op 14 januari 2021. Het eindrapport is eind januari 2021 gepubliceerd. Het kabinet heeft zijn reactie naar de Tweede Kamer gestuurd. Zie ook de Bijlage: Brief van 10 mei 2021 aan de Tweede Kamer.
Op basis van een CBS-onderzoek wordt ingeschat dat circa 20% van de 65-jarigen in 2026 voldoet aan het 45-dienstjaren criterium. Het ministerie heeft vervolgens drie verschillende scenario’s onderzocht:
- Een publieke regeling gefinancierd uit algemene middelen. Dit kost ongeveer € 2 miljard in 2016, oplopend naar ongeveer € 5 miljard in 2038.
- Regelingen op cao-niveau tussen werkgevers en werknemers. Hiervan liggen de kosten waarschijnlijk lager, vanwege het vrijwillige karakter van een dergelijke regeling.
- Maatwerk door individuele werkgevers en werknemers.
Gelet op alle bezwaren die werden aangedragen, leek een AOW na 45 dienstjaren onhaalbaar.
Zie ook: Bijlage eindrapport onderzoek 45 dienstjaren en Kabinetsreactie onderzoek 45 dienstjaren.
Zware-beroepenlijst?
De vakbonden en de minister willen geen lijst meer van ‘zware beroepen’. In 2017 is al geprobeerd zo’n lijst voor Nederland op te stellen en dat mislukte. Want wat is precies een zwaar beroep? Beroepen veranderen. Mensen veranderen van beroep. In België probeerde men ook zo’n lijst op te stellen. Die werd zo lang, dat bijna iedereen een zwaar beroep had. Daarom gaat de discussie nu over ‘zwaar werk’. Werkgevers en werknemers kunnen onderling zelf het beste bepalen wat dat is.
Sparen voor extra verlof
De sociale partners willen in de cao’s afspraken maken over sparen voor extra verlof. Zodat je eerder met pensioen kunt gaan. Het kabinet maakt dat mogelijk met extra fiscale ruimte. Nu kunnen werknemers maximaal 50 weken verlof sparen. Dat gaat 100 worden. Maar het duurt nog wel even voordat hier voldoende voor is gespaard.
Zie ook de publicatie van de Rijksoverheid hierover:
Betere pensioenafspraken voor mensen met zware beroepen
Het kabinet wil er samen met sociale partners voor zorgen dat iedereen op een gezonde manier zijn pensioen haalt. Bijvoorbeeld door omscholing naar lichter werk. Ook krijgen mensen met zware beroepen de mogelijkheid om zelf eerder te stoppen met werken. Bijvoorbeeld door extra verlof in te zetten. Daarvoor trekt het kabinet de komende jaren € 1 miljard uit en structureel € 10 miljoen per jaar.
Afspraken voor vervroegd pensioen
Voor sommige beroepen is doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar. Daarom krijgen werkgevers en werknemers de komende 5 jaar de gelegenheid om afspraken te maken over vervroegd pensioen. Werkgever en werknemers bepalen samen om welke beroepen het gaat. Het kabinet helpt hierbij door de heffing op vroegpensioen (RVU-heffing, waarbij RVU de afkorting is voor Regeling Vervroegde Uittreding) aan te passen.
Uitkering voor vervroegd pensioen
Werkgevers mogen bij vervroegd pensioen maximaal drie jaar voor de AOW-leeftijd een uitkering aanbieden. Voor uitkeringen tot ongeveer € 19.000 per jaar hoeft geen RVU-heffing te worden betaald. Dit bedrag is gekozen, omdat het overeenkomt met de netto AOW. Het is voor de werknemer dan net of zijn AOW eerder ingaat. Ook kan de werknemer ervoor kiezen om als aanvulling op de uitkering, een deel ouderdomspensioen te laten uitkeren. Zo is het ook voor werknemers met een lager inkomen mogelijk om eerder te stoppen met werken. Dit wordt geregeld in een wetsvoorstel.
Vervroegd uittreden: sector bepaalt
De overheid bepaalt niet wat zwaar werk is. Zwaar werk is voor iedereen anders.
Alle sectoren kunnen subsidie aanvragen voor duurzame inzetbaarheid en voor eerder uittreden. Elke sector geeft zelf aan voor wie een regeling voor eerder uittreden bedoeld is. Dit is dan een specifieke groep werkenden in die sector waarvoor doorwerken tot de AOW-leeftijd te zwaar is.
Duurzame inzetbaarheid bij zwaar werk
Mensen met zware beroepen moeten zelf het laatste deel van hun loopbaan kunnen inrichten. Hiervoor bestaan mogelijkheden zoals:
- eerder stoppen met werken;
- geleidelijk stoppen met werken, bijvoorbeeld door deeltijdpensioen;
- een generatiepact (een vorm van arbeidsduurverkorting voor oudere werknemers);
- pensioen eerder in te laten gaan.
Hier is subsidiegeld voor beschikbaar.
Er kan ook subsidie aangevraagd worden voor financiële adviesgesprekken. In een gesprek krijgen oudere werknemers inzicht in hun situatie en mogelijkheden. Dit helpt om keuzes te maken.
(Einde publicatie Rijksoverheid)